Kaarsje

Een gulle lach. Dat had ze. Ik word wel eens door mensen aangesproken dat ik zo hard lach. Zo lekker ongecontroleerd, uit het niets. Begrijp me niet verkeerd, ik ben er niet erg blij mee. Maar ik heb dat van mijn oma vermoed ik. Een gezellige Brabantse vrouw met een bos grijze krullen en twee grote liefdes: mijn opa en eten. Of die rangorde klopt, laat ik even in het midden 😉

En gulle lach en een harde stem. Je hoorde haar van verre praten als ze weer eens bleef hangen bij de kassa van de plaatselijke supermarkt. Ik denk dat alle kassières van het dorp haar kenden. Soms vergat ze in de ochtend expres iets mee te nemen, zodat ze ’s middags weer een excuus had om terug te gaan naar de supermarkt. Om daar vervolgens weer een uur te kletsen met iedereen die ze tegenkwam. Dat kletsen deed ze met die herkenbare harde stem. En de harde lach die daar vaak op volgde. Niet alleen met haar stem was ze aanwezig. Ook fysiek. Ze was zo iemand die je arm even vastpakte om haar verhaal kracht bij te zetten. Die haar vuist op tafel sloeg en een gil slaakte als ze geen goede kaarten kreeg bij het jokeren.

Mijn oma deed je geen groter plezier dan haar meenemen. Waar naartoe maakte niet zoveel uit. Even wandelen, fietsen, naar de bossen,  uit eten, winkelen of …juist ja…boodschappen doen. Als er maar iets te eten was. Ze werkte meer dan 40 jaar in de bakkerij van haar zus en schoonbroer. Misschien dat haar liefde voor eten daardoor wat meer was ontwikkeld dan bij de gemiddelde mens.

Een fiets- of wandeltochtje eindigde steevast op een terrasje en ‘even snel een bakje koffie bij oma’ was altijd een waar eetfestijn. Gewoon koffie drinken daar deed ze niet aan. Er moest altijd ‘iets bij’. Op zijn minst een koekje, maar liever nog een zelfgebakken cake of appeltaart.

Op zondagochtend zaten we vaak met de hele familie bij haar thuis. Dat deden we al jaren, maar na het overlijden van opa haalde oma daar nog veel meer steun uit. En dus zaten we vrijwel iedere zondagochtend, met of zonder kater, rond een uur of half 11 bij oma op de bank. Eerst koffie met iets lekkers, dan een kopje verse soep, gevolgd door kaas, worst, knakworstjes, worstenbroodjes, kroketten, frikandellen, frietjes en ga zo maar door. Als wij niet ingrepen, blééf ze de tafel maar vol zetten. Als toetje volgde er dan altijd nog ijs of bavarois, waarna we ver na lunchtijd meer dan voldaan terug naar huis rolden om uit te buiken.

Zorgen deed ze het liefste. Voor ons allemaal én voor anderen die het nodig hadden. Zo ging ze tot op hoge leeftijd naar “de zieken” in verpleeghuizen in de regio. Ze bracht hen fruitschalen, maakte een praatje en dronk een kopje koffie. Met iets lekkers natuurlijk.  Ze stond als vrijwilliger achter de bar bij het ontmoetingscentrum voor ouderen en bracht de kerkboekjes rond. Meer dan 50 jaar lang, bracht ze iedere avond “Maria naar bed”. Het kapelletje in haar straat, gebouwd ter nagedachtenis aan o.a. haar broer die sneuvelde in Indonesië, bezocht ze iedere dag minstens twee keer.  ’s Ochtends om het te openen en ’s avonds om het te sluiten. Ze vulde de kaarsjes aan,  veegde het stoepje en zorgde dat het netjes bleef. Ze deed dit tot het echt niet meer kon en droeg het toen over aan een familielid. We noemen het overigens nog steeds ‘Het kapelletje van oma’.

Ze stond nog midden in het leven toen het ruim 5 jaar geleden ineens hard achteruit ging. Ze vergat steeds meer dingen, werd angstig en toen werd al snel duidelijk wat het was:  dementie. Ze veranderde in een paar maanden tijd van een vrouw die voor haar leeftijd nog vol in het leven stond, naar een angstig, afhankelijk klein hoopje mens.

Zo lang als mogelijk woonde ze thuis, met hulp van ons allemaal. Ik woonde in die periode tijdelijk met mijn gezin bij mijn ouders i.v.m. een verhuizing en was daardoor nauw betrokken bij de zorg voor oma. Ik kwam er vaak en kletste lekker met haar mee als ze helemaal opging in een verhaal waar geen touw aan vast te knopen was. Ik sliep bij haar op de bank om haar gerust te stellen en te zorgen dat ze niet wéér ging dwalen.  Honderden keren belde ze, zomaar, om niets. Of omdat ze de hele dag niemand had gezien, terwijl wij er net nog geweest waren.  Ik krijg nog steeds rillingen als ik ergens de beltoon hoor die mijn ouders toen hadden.

Tot we op het punt kwamen dat het niet meer ging. We schakelden verpleging aan huis in en ik zetten mijn tanden in de zaak. Vanwege mijn werk als manager in de ouderenzorg kende ik het klappen van de zweep. Ik wist wat er nodig was voor een indicatie en waar mijn oma op haar plek zou zijn. Hoe graag ik haar in haar eigen omgeving wilde laten wonen, het ging echt niet meer.  Na heel veel telefoontjes en geduld vanwege een lange wachtlijst, kon ze terecht in een kleinschalige gesloten woonvorm vlakbij haar oude huis.

Met pijn in mijn hart zag ik haar vertrekken naar haar nieuwe onderkomen. Die eerste weken kwam ik er niet vaak. Ik kon het niet aanzien, mijn altijd zo levendige oma, zittend in een rolstoel aan tafel, zonder sprankeling in haar ogen. Na een tijdje raapte ik mezelf bij elkaar en ging haar vaker opzoeken, hoe confronterend het ook was.  Ik heb jaren gewerkt met ouderen met dementie, maar als het zo dichtbij komt voelt dat toch anders.

En toen ging het ineens hard. Ze raakte steeds verder weg, kwam in een volgend stadium van de dementie, begon onophoudelijk te roepen om de “zuster” en was nog slechts een schim van wie ze ooit was. Praten deed ze nauwelijks nog, evenals eten en drinken. Het was klaar. Ik zat bij haar. Uren. Pratend over vroeger, over de mooie dingen die we hadden meegemaakt, pratend over de foto’s van haar man en kinderen die op haar kamer stonden. Af en toe reageerde ze. Door in mijn hand te knijpen, iets te brabbelen of even te bewegen.

Maar het leven verdween langzaam uit haar, ze was moe. Op een woensdagmiddag zat ik de hele middag bij haar. Ik nam afscheid, gaf haar een dikke kus en zei dat het goed was. Dat ze kon gaan. Ik reed naar ‘het kapelletje van oma’ en stak een kaarsje aan. Die nacht overleed ze in het bijzijn van haar kinderen. Ze werd 87.

Vandaag is haar verjaardag. Het kaarsje op de foto is gemaakt van haar oude servies. Oma stak altijd kaarsjes aan in ‘haar kapelletje’ als ik een examen moest afleggen of op een andere manier steun nodig had. Nu steek ik dit kaarsje regelmatig aan als iemand in mijn omgeving het nodig heeft. En iedere keer denk ik weer eventjes aan haar. ⁠

Vandaag steek ik dit kaarsje aan voor haar. ⁠

Omdat ik haar mis. Nog iedere dag ❤

Deel deze post via:

WhatsApp
Facebook
Twitter
LinkedIn
Pinterest

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *